Als je te maken hebt met een samenstelling van een werkwoord met daarachter een zelfstandig naamwoord of achtervoegsel, gebruik je over het algemeen genomen de stam van het werkwoord. Kijk maar naar werkplaats (van het werkwoord werken), kijkbuis (kijken) en zwemband (zwemmen).
Uitzondering
Toch is er ook een soort werkwoord waarbij dit niet zo is: de werkwoorden met maar één lettergreep. Denk hierbij aan werkwoorden als gaan, zien en doen. Dit leidt tot moeilijkheden met het bepalen van de stam om bij samenstellingen te gebruiken. Normaal gesproken bepaal je de stam door -en weg te halen. Dat kan in deze gevallen niet. Je haalt dus alleen de -n weg. De vraag is wel: hoe doe je dat dan met samenstellingen?
Aanbieding van De Schrijfdokter – Clickable e-book met eenvoudige uitleg over de 150 meest voorkomende taalproblemen in het Nederlands
Over het algemeen geldt dat samenstellingen met een werkwoord met één lettergreep amper voorkomen. Vaak zie je dat een samenstelling met een achtervoegsel nog wel gebruikt wordt (ziener, doenlijk). Samenstellingen met een zelfstandig naamwoord vind je amper. Maar een voorbeeld daarvan is staanplaats. In de naslagwerken vind je zowel de vorm met de stam in combinatie met plaats – staplaats dus – als een vorm met het hele werkwoord, staanplaats. Wat je daarbij vaak ziet, is dat de vorm die de eerder beschreven regel voorschrijft een oudere vorm is.
De vorm met het hele werkwoord is vaak moderner en inmiddels ingeburgerd genoeg om goedgekeurd en gebruikt te worden. Al geldt dat weer niet voor het woord staantafel, wat natuurlijk statafel moet zijn. Gebruik in dat geval gerust hangtafel, ook dan weet iedereen wat je bedoelt. 🙂