Een geval dat vaak voorkomt is het onterecht toevoegen van een -t bij het vervoegen van een werkwoord waarvan de stam op een -d eindigt. Daarom hier in ieder geval alvast wat uitleg over de ik-vorm.
De ik-vorm
In de ik-vorm wordt nooit, maar dan ook nooit de -t gebruikt achter werkwoorden als worden, landen en vinden. Als je afvraagt waarom dat is, dan is daar een logisch antwoord op te geven: de ik-vorm van welk werkwoord dan ook krijgt nooit een extra -t achter de stam. De ik-vorm kan dus alleen eindigen op -t als de stam al op een -t eindigt, bijvoorbeeld bij werkwoorden als zetten, bijten en moeten. Hierbij maakt het niet uit of ik vóór of na de persoonsvorm komt. Bij de jij-vorm maakt dat wel uit, maar dat is een ander verhaal.
Aanbieding van De Schrijfdokter – Clickable e-book met eenvoudige uitleg over de 150 meest voorkomende taalproblemen in het Nederlands
Ik word of ik wordt – voorbeelden tegenwoordige tijd
- Ik schud de laatste hagelslag uit het pak.
- Woest schud ik de laatste hagelslag uit het pak.
- Ik wed om een euro dat ik eerder thuis ben dan jij.
- Om een euro wed ik dat ik eerder thuis ben dan jij.
- Ik word altijd zo boos als mensen hun rommel op straat gooien.
- Waarom word ik altijd zo boos als mensen hun rommel op straat gooien?
Ook in de verleden tijd geldt deze regel. Bij de meeste werkwoorden wordt in de ik-vorm de –d in de stam verdubbeld: ik landde, ik antwoordde. De onregelmatige werkwoorden krijgen een heel andere vorm, maar ook hier nog steeds geen -t. Het is dus in geen enkel geval ik vondt of vondt ik, en het is nooit ik werdt of werdt ik.
Heb je vaker dit soort taalvragen? Stel ze aan De Schrijfdokter. Heb je echter een opdracht voor ons en wil je weten wat de kosten zijn? Gebruik dan het offerteformulier. Dan heb je binnen 24 uur een passende offerte in je mailbox. De Schrijfdokter volgt de richtlijnen van het Genootschap Onze Taal in Den Haag.